1995! Waar was jij? Wat deed jij? Hoe kijk je erop terug? Geen periode als het hoogwater van 1995 is zo vormend geweest voor Waterschap Rivierenland. Het zorgen voor droge voeten. Het zit in ons DNA. Maar wat doe jij als waterschapper wanneer de dijken op breken staan of je moet evacueren? In deze serie volgen we tien collega’s die in 1995 erbij waren. Over hoe zij die periode hebben ervaren. Over wat hen voor altijd is bijgebleven. Hoe ‘1995’ het werk beïnvloedt. En wat ‘1995’ zegt over de toekomst van ons waterbeheer.

Mathieu Gremmen
Toen: lid Algemeen Bestuur bij Polderdistrict Groot Maas en Waal
Nu: loco-dijkgraaf en heemraad

1995

‘De wind draaide. Bij Dreumel zakte meteen het water en aan de overkant bij Varik zagen we ineens allemaal zwaailichten. De rivier laat niet met zich sollen.
We hurkten onder aan de dijk en schenen in de donkere nacht met onze zaklampen over het kwelwater in de polder: her en der zag je het water borrelen.
Ik zat op de dijkpost en deed soms de nachtdienst, met de auto over de donkere dijk en door verlaten dorpen. Ik had eens een praatgrage gast mee, die viel na een paar kilometer stil en wilde zo snel mogelijk weg. Haagse politiemannen in jeeps, midden in Wamel of Dreumel. Vossen voor je auto, dat had ik in jaren niet gezien. Zandzakken vullen, kwelkades controleren, er is keihard gewerkt. Koester de buitendienst, die is van onschatbare waarde.
Toen het peil nog steeg, namen we al de eerste maatregelen. Maar evacueren, dat overviel toch de meesten. “Hou het nieuws maar goed in de gaten”, zei de heemraad. Ik bleek de eerste die de bedrijfsverzorging belde, om ons agrarische bedrijf te ontruimen. Diezelfde avond ging de telefonie plat. Wij gingen als eerste.’

Gevoel van urgentie

‘Eind 1995 werd ik als heemraad verantwoordelijk voor de uitvoering van de dijkversterkingen die met de Noodwet doorgang vonden in Groot Maas en Waal. Het gevoel van urgentie was nu ons geluk: via een versneld proces konden we na twee jaar aan de slag, ondanks de eerdere weerstand.

Pas na 2000 ontstond ruimte voor de fusie. Die bracht een schaalvergroting en een verdere professionalisering die ongekend is. Ons huidige waterschap is niet vergelijkbaar meer met toen. Met plannen, standaarden en technieken zijn we veel beter voorbereid op een crisis. En toch. In 1995 leerde ik dat je niet zonder improvisatievermogen, gebiedskennis, mensenkennis en passie kunt.

Dat laatste bleek opnieuw in de nasleep van 1995. Er werd gesproken over overloopgebieden, bijvoorbeeld in de Ooijpolder. Dat idee kwam niet van ons polderdistrict. Maar we moesten wel in gesprek over de consequenties. In dorpshuizen liepen de emoties vaak hoog op. Ik probeerde daar iets tegenover te stellen, tevergeefs. Toen nam een burgemeester het woord en zei: “Het waterschap is uw medestander.” De overloopgebieden werden uiteindelijk ingeruild voor Ruimte voor de Rivier, dat veel meer maatwerk betekende. Kijk maar naar Lent.’

Veiligste delta ter wereld

‘Ik slaap gerust. Tot 15m bij Lobith kom ik mijn bed niet uit. We leven in de veiligste delta ter wereld. De uitdaging is om ook bovenstrooms, in Duitsland, meer te doen aan retentie. Dat vraagt om samenwerking, een gezamenlijk gevoel van urgentie. Want de rivier laat niet met zich sollen en een grens betekent dan weinig. Ook bestuurlijk was 1995 een periode om te pieken. Die ervaring neem ik nog steeds mee.’